Studenten raken bij rekenen en wiskunde nogal eens de draad kwijt wanneer de werkelijkheid te snel
wordt losgelaten en bijvoorbeeld symbolen in de plaats komen van getallen of concrete gegevens.
Eenmaal de draad kwijt komt al snel de verzuchting: te moeilijk, snap ik niet en wat een rot
vak.
Het gevaar is dat we in de onderwijspraktijk dan al snel een oordeel geven over de cognitieve
mogelijkheden van het kind of de student en de leerpotentie onderschatten.
Bij jonge kinderen vinden we het logisch dat leren aansluit bij de belevingswereld, het spel en de fantasie van het kind. Als aanwezige volg je waar het kind mee bezig is en je speelt mee. Twee voorbeelden laten zien hoe gemakkelijk dat gaat. Anne dekt de tafel en Tim telt alles om zich heen; ook de treinen die langskomen.
Bij veel (jong) volwassenen blijft belangstelling en passie voor hobby of werk een belangrijke
drijfveer om wel of niet gemotiveerd te zijn voor het leren. Niet iedereen ontwikkelt vanzelf
interesse in wiskundige bewijsvoering of het gebruik van statistiek.
Bij allerlei activiteiten zoals koken, zelf kleren maken of werkzaamheden in stage of baan komt
rekenwerk kijken. Praktische voorbeelden uit activiteiten die scholieren en studenten boeien, kunnen
ervoor zorgen dat abstracties beter beklijven.
Soms valt het kwartje wanneer iemand in de praktijk een rekenvraagstuk tegenkomt. Het bedrijf van Mathias loopt zo goed dat hij durft uit te breiden. Handel drijven is zijn passie en hij kent de branche waarin hij werkt tot in de haarvaten. Rekenen is niet zijn hobby maar als het over de bedrijfsvoering gaat is hij leergierig en is er helemaal niks mis met zijn rekenvaardigheid.