Tim doet niet anders dan tellen en telt dan ook alles wat er groeit in de moestuin. De tuinbonen, eerst met volle aandacht moeizaam uit hun schil getrokken, worden geteld. Na het koken maakt hij stapeltjes en rekent hij uit hoeveel bonen iedereen op zijn of haar bord kan krijgen. Nadat alle 10 personen 7 bonen hebben gekregen zijn er niet genoeg bonen om iedereen een achtste boon te bezorgen. Het restant van 2 bonen zijn voor hemzelf zo besluit Tim.
Spelen en leren lopen naadloos in elkaar over. We noemen het lerend spelen; het lijkt vanzelf te
gaan. De belangstelling is op één of andere manier gewekt en op allerlei manieren verwerkt en
uitgebouwd. Als aanwezige volg je waar het kind mee bezig is en je speelt mee.
Een kleine suggestie kan genoeg zijn om de volgende stap te zetten. Een paar vragen en het
klaarleggen van 10 servetten waren genoeg om Tim op het idee te brengen de bonen te verdelen.
De langskomende treinen worden benoemd en de aantallen wagons en coupés geteld. De sprinters krijgen
vanwege de beperkte omvang al snel de titel speelgoedtrein. De meeste indruk maken de
goederentreinen met hun grote aantallen wagons. Hij noteert alle soorten treinen en hanteert daarbij
zo zijn eigen spellingsregels. Het lukt de treinenloop iedere dag in kaart te brengen. Hij krijgt
enige hulp bij het bedenken van de administratie.
Even is hij gefascineerd door de treinradar maar besluit dat het veel leuker is om niet vooraf te
weten welke trein langskomt. Een enkele keer heeft hij er één gemist en vraagt hij of we het nog
even kunnen bekijken op de treinradar. Soms vraagt hij of je het opschrijven even over wilt nemen.